Vervuiling
Dwarrelend door de nacht, zie ik in hoe je schoonheid wordt verkracht.
Een blikje hier, een papiertje daar, en meerdere keren de resten van plezier.
Zwervend over straat, maak ik me kwaad, ben ik op zoek naar de juiste raad. Want
heel zacht en onverwacht, worden je kleuren en geuren ontnomen, zonder dat de
vervuilers rood worden.
Ze wordt geminacht, geslacht, ontnomen van haar pracht.
Vallend door de dag, merk ik het pas op, ze wordt verkocht, ontworteld, zelfs tot
heks bekogeld. Ik word heel klein, fijn vol afgrijs, als ik zie hoeveel pijn dat ze
lijdt.
Ze is aan het wenen, beven zelfs aan het trillen door nemen van haar leven.
Al kijkend naar de sterren, tel ik de som van de vervuiling van onze afkomst op.
Want hoe we het ook draaien of keren, we zullen samen met haar moeten leren
leven.
En haar als moeder, kind of zelfs als een godin eren. Zodat ik, u en alle anderen
weten, zonder haar is er geen leven.
Ja ze is de moeder van alle kinderen, en het doet me wenen want zij zal het
overleven en wij zullen sterven.